‘Ingelse & Co.’

Een groep ketelmakers in de ketelmakerij van het bedrijf met van links naar rechts Nol Heggelman, ketelmakersvoorman, Henk Sprong en Jaap Nels beiden ketelmaker, NN en NN. Links op de foto een deel van een locomobiel, rechts een drukvat op de rollen met daarachter een staande landketel.
Foto: Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 38634.

Op 20 februari 1891 werd door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schiedam een vergunning hadden verleend (per 19 februari 1891)  aan W. H. INGELSE, wonende in Roosendaal, en zijn rechtverkrijgenden, tot oprichting van een herstelplaats van stoom- en andere werktuigen: met in het pand een stoomwerktuig van 3 p.kr. en ketel met een 4’12 m2 verwarmend oppervlak, die een draaibank aandreef. Het bedrijf werd volgens deze aankondiging gevestigd aan de Westvest Wijk B no. 31. Kadaster sectie C no. 796.

Het voltallige personeel op de foto bij het 25-jarig bestaan van de onderneming in 1916.
Beeldmateriaal Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 10414 (geschikt gemaakt voor digitale publicatie).

De firma was van de dag van oprichting tot aan het jaar 1898 gevestigd aan de Westvest in Schiedam. In het jaar 1898 verhuisde het bedrijf naar de Nieuwe Haven 139 (adresboek 1909 spreekt over nummer 134, waarschijnlijk vond herindeling plaats.), toen nog een oud gebouw. In 1909 werd een verbouwing uitgevoerd waarbij de gevel zijn huidige vorm kreeg. Voor de architectuur tekende de heer Piet Sanders. In 1918 werd de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap, waarin de zoon van de oprichter Z. J. Ingelse (de vergunning is in 1891 verleend aan W.H. Ingelse) en een broer in de directie werden opgenomen, terwijl op 1 januari 1932 de NV in de tegenwoordige vorm werd gegoten. In 1926 overleed de broer van de oprichter en in 1929 de heer D.L. Ingelse, waarna zijn kleinzoon D.L. Ingelse in het bedrijf kwam, die in 1937 na het overlijden van zijn vader Z.J. Ingelse, directeur werd van het bedrijf.

Het bedrijf begon in 1891, verschafte in 1892 aan 18 werklieden werk, en had in 1892 al 23 arbeiders in dienst. In de opstartperiode werd aan deze firma voor het merendeel ‘de inrichting opgedragen van de fabrieken, die tot het produceren van Weener of schepgist overgingen’. De werkzaamheden aan de melasse-fabriek (Simon Rijnbende?) werden bijna geheel aan de firma Ingelse & Co. opgedragen. In verscheidene branderijen in Schiedam werden verbeterde pompen door haar aangebracht, en het bedrijf verrichtte ook al werkzaamheden buiten de gemeente. Ook de verkoop van Rijwielen van het Duitse merk ‘Badenia (Gaggenau) begon vanaf 1897. In september 1897 geeft de gemeente Schiedam toestemming voor een Huidenzouterij & Leerlooierij in een pand aan de Willemskade 15 in Schiedam. Een jaar later, in april 1898, werd door Ingelse & Co. op de Hoogstraat 69 een Sigarenmagazijn ‘Branca’ geopend. In mei werd een tweede geopend aan de Lange Kerkstraat 18. In juni 1898 werd de verkoop van Rijwielen uitgebreid met het Amerikaanse merk ‘Empire’. Halverwege 1899 kocht de firma Ingelse & Co. de leegstaande stoombranderij van de Heeren Jurriaanse & Zoon aan de Buitenhaven 90. Ze verkochten dit pand door aan de Heeren Gebr. Karis aan de Delftschevaart 32-33 in Rotterdam. Deze onderneming richtte het pand voor een fabriek van Chocolade en Suikerwerken2.

Verder Lezen

De pagina is nog niet compleet! Veel informatie ontbreekt nog. Heeft u aanvullende informatie, documenten, foto’s over dit bedrijf ga dan naar de Contactpagina en stuur uw materiaal op. Alles m.b.t. dit bedrijf is meer dan welkom. Weet u veel over dit bedrijf en wilt u meeschrijven aan de geschiedenis van dit bedrijf? Ga dan naar Registreren voor Meeschrijven. Registreer u en kunt meteen beginnen.


1)De reorganisatie in het bedrijf was succesvol, maar kon niet verhinderen dat naar nieuwe mogelijkheden moest worden gezocht. Deze mogelijkheden werden gevonden in een nieuw complex aan de Strickledeweg in Schiedam waarvoor het bedrijf een nieuwe toekomst leek weggelegd.
2)De rechtbank in Rotterdam sprak op 7 februari 1901 het faillissement uit van de chocoladefabrikant de Handelsvennootschap H. M. Karis gevestigd in Rotterdam, haar fabriekzaak opererend aan de Buitenhavenweg 90 in Schiedam, en haar vennoten C. M. P. Essenburg, wed. van H. M. Karis, en S. J. M. Karis. In oktober 1901 werden de machines en gereedschappen publiekelijk verkocht. Het faillissement eindigde in juni 1902 (Publicatie in ‘De Staatscourant’. In 1903 startte Karis weer een nieuwe chocoladefabriek in de West-Frankelandsestraat op nummer 24. Daar bleef de onderneming tot 1920. Toen werd een pand in gebruik genomen van J. Dirkzwager in de St.-Anna Zusterstraat 1. Dit pand brandde in 1926 in zijn geheel af. Het is daarna niet meer begonnen met de productie. Karis begon een Handel in Oliën en Vet voor de voedingsindustrie aan de Korte Haven 2. In 1930 werd de onderneming verhuisd naar Westvest, met later nog een dependance in de oude Glasfabriek ‘De Bataaf”.

 

Laatst bijgewerkt op 21/05/2023